Isaiah 41

‘Ik zal deze stad beschermen, haar redden ter wille van mijn naam en die van mijn dienaar David.’

1Die nacht ging de Engel van de Here naar het kamp van de Assyriërs en doodde honderdvijfentachtigduizend soldaten. Toen de overlevenden de volgende morgen wakker werden, zagen zij overal om zich heen lijken liggen. 2Toen keerde koning Sanherib van Assur naar zijn eigen land, naar zijn woonplaats Nineve terug. 3Op een dag, toen hij bad in de tempel van zijn god Nisroch, doodden zijn zonen Adrammelech en Sareser hem met hun zwaarden. Zij ontkwamen naar het land Ararat en de zoon van Sanherib, Esarhaddon, volgde hem als koning op. 4

Hizkiaʼs ziekte

5In de tijd dat deze gebeurtenissen plaatshadden, werd Hizkia ernstig ziek. De profeet Jesaja zocht hem op en gaf hem de boodschap van de Here: ‘Regel uw zaken, want uw einde nadert, u zult niet herstellen van deze ziekte.’ 6Toen Hizkia dat hoorde, draaide hij zijn gezicht naar de muur en bad: 7‘Och Here, herinnert U Zich niet meer dat ik U altijd trouw ben geweest en ik altijd heb geprobeerd U te gehoorzamen in alles wat U zei?’ En hij huilde.

8Daarom stuurde de Here een andere boodschap naar Jesaja: 9‘Ga naar Hizkia en zeg hem: “De Here God van uw voorvader David hoort uw bidden en ziet uw tranen. Hij zal u nog vijftien jaar laten leven. 10Hij zal u en deze stad uit de macht van de koning van Assur verlossen. Ik zal u beschermen,” ’ zegt de Here, 11‘en dit is het bewijs dat Ik, de Here, dit woord dat Ik heb gesproken ook echt zal doen: 12Ik zal de schaduw van de zon op de zonnewijzer van Achaz tien graden laten teruggaan!’ En de zon liep de tien graden terug die hij al had afgelegd!

13Toen koning Hizkia weer beter was, schreef hij een gedicht over deze gebeurtenis: 14‘Mijn leven is pas half voorbij en ik moet het al verlaten. Ik betreed het dodenrijk, verloren zijn mijn toekomstige jaren. 15Ik zal de Here nooit meer zien in het land der levenden. Mijn vrienden in deze wereld moet ik achterlaten. 16Mijn leven wordt weggeblazen als een herderstent, het wordt afgesneden zoals een wever zijn werk van het weefgestoelte afsnijdt. In één dag komt mijn leven aan een zijden draad te hangen. 17Ik kon de hele nacht niet slapen van verdriet, het was alsof leeuwen mij verscheurden. 18In het nauw gedreven, tjilp ik als een zwaluw en kir ik als een duif. Ik kijk verlangend omhoog en roep: “Och Here, ik ben bang, help mij toch.” 19Maar wat moet ik zeggen? Want Hij stuurde deze ziekte. Ik ben verbitterd en ik kan de slaap niet vatten. 20Och Here, uw leefregels zijn goed, zij zorgen voor leven en gezondheid. Genees mij en breng mij weer tot leven! 21Ja, nu begrijp ik dat deze bitterheid goed voor mij is geweest. U hebt mij liefdevol uit de macht van de dood verlost. U hebt mij al mijn zonden vergeven. 22Want doden kunnen U niet prijzen. Zij die in het graf zijn, kennen geen hoop en vreugde. 23De levenden, alleen de levenden, kunnen U prijzen zoals ik nu doe. Laten de vaders het aan hun kinderen doorvertellen. 24Denk u eens in! De Here genas mij! Van nu af aan zal ik, zolang ik leef, elke dag in de tempel van de Here lofliederen zingen op de muziek van de instrumenten.’ 25Jesaja had tegen Hizkiaʼs dienaren gezegd: ‘Neem een plak gedroogde vijgen en wrijf daar de ontstoken plek mee in, dan zal hij weer beter worden.’ 26En Hizkia had gevraagd: ‘Welk teken zal de Here mij geven als bewijs dat Hij mij zal genezen?’ 27

De afgezanten uit Babel

28Korte tijd later stuurde Merodach-Baladan, de zoon van Baladan en koning van Babel, Hizkia een geschenk en zijn beste wensen, want hij had gehoord dat Hizkia van een zware ziekte was genezen. 29Hizkia stelde dit gebaar erg op prijs en leidde de afgezanten uit Babel rond in het paleis. Hij liet hen zijn schatkamers zien, die gevuld waren met zilver, goud, specerijen en parfums. Ook zijn wapenvoorraad en al zijn andere schatten liet hij zien.
Copyright information for NldHTB